De hand van mijn moeder

Mijn trainingsbroek heeft ritsjes onderaan de pijpen. Het ritsje van de rechterpijp zit al een paar weken vast. Wat ik ook probeer, ik krijg er geen beweging in. Een vervelende situatie. De rits is namelijk in geopende toestand, het schuivertje zit onderaan vast. Met als gevolg dat mijn voet bij het aantrekken van de broek steevast in het door de tegelijkertijd openstaande en vastzittende rits gecreëerde gat terecht komt. Ik ben ook zo onhandig.

Na afloop van de fitness neem ik plaats op het houten bankje om mijn sportschoenen te verwisselen voor mijn gewone schoenen. Ik zit nog maar net als er een mevrouw naast me komt zitten. Ze wil ook van schoenen wisselen. Een grijze knot en een rond brilletje completeren haar vriendelijke oma-gezicht. Als er iemand is die handig is met ritsen moet zij het zijn. 

Ik vraag haar enigszins bedeesd of ze mij wil helpen met het ritsprobleem. Ze kijkt op en schenkt me een meewarige maar ook lieve blik. Zonder iets te zeggen neemt ze de broek van me over, legt de pijp met de weerbarstige rits op haar linkerbeen, houdt hem met haar linkerpols op zijn plek en klemt het lipje van het schuivertje tussen duim en wijsvinger van haar rechterhand. Dan draait ze de onderkant van de pijp binnenstebuiten om vast te stellen dat er een stukje stof van de broek klem zit in de rits.

Ik kijk naar haar behendige hand. En ik zie de hand van mijn moeder. De binnenkant wat eeltig, de buitenkant gerimpeld en beaderd. Doorleefde handen. Ik sluit mijn ogen en voel de handpalm van mijn moeder op mijn hoofd. Warm, geruststellend, liefdevol. La main de ma mère. Haar duim tekent een kruisje op mijn voorhoofd. Zodat mij, in elk geval de komende nacht, niets kan gebeuren. 

‘Alstublieft’, zegt de mevrouw, terwijl ze me mijn broek met een nu weer soepel lopende rits teruggeeft. Even twijfel ik of ik een kruisje zal vragen. 

Buurmannen

Mijn buren hebben een hond. De buren schuin tegenover ook. En de buren op de hoek ook. Allemaal sinds kort. Ze hebben ook kinderen. Honden en kinderen, dat schept een band. Van maandag tot en met vrijdag lopen de buurmannen langs mijn raam. Samen. Dan brengen ze hun kroost naar school. De honden mogen mee. De kinderen rennen vooruit. De honden bespringen elkaar. En de buurmannen praten.

Vanochtend liep ik naar buiten om mijn eigen hond uit te laten. Net op dat moment kwamen de buurmannen voorbij. Ze hielden halt. De buurman van schuin tegenover begroette mij met ‘Yo, hoe is het man?’. Ik dacht te lang na over een eigentijds antwoord. Want de buurman vervolgde het eerder gestarte gesprek met de andere buurmannen. Het ging over een kuil in zijn tuin. Die had zijn hond gegraven. De buurman van de hoek wist er raad op. ‘Als je hond een kuil graaft, moet je er een drol in doen en de kuil dichtgooien.’ Dat had hij gegoogled. Op dezelfde manier was hij te weten gekomen waarom honden graven. Dat kon met mineralen in wortels te maken hebben. Honden weten dat die goed zijn voor hun maag. Maar er kon ook een mol zitten. Of een andere ondergronds levend dier. De andere buurmannen luisterden aandachtig. Poep in de kuil dus. Poep van de eigen hond. Geen poep van een andere hond. Dat zou averechts werken.

De buurman van de hoek had zelf trouwens ook een probleem gehad met zijn hond. Die had laatst een parasiet opgelopen. Hij wist ook hoe dat kwam. Dat had hij dan weer van de dierenarts geleerd. Het kwam door slakken. Die at zijn hond. ‘Een dure smaak’, grapte een buurman. ‘Ik weet er wel iets op’, zei ik. ‘Slakken moet je insmeren met poep. Van je eigen hond. Niet van een andere hond. Dat werkt averechts.’ Mijn hond trok aan de riem. Zelf wilde ik ook graag verder.

Mispoes

Ik had Joop in de tuin willen begraven. Maar de vorst zat in de grond. Dus ik moest kiezen. Cremeren, een dierenbegraafplaats of afgeven bij de dierenarts. Ik deed het laatste, in de volle wetenschap dat Joop vermalen zou worden bij een destructiebedrijf. De ziel was er toch uit, stelde ik mezelf gerust. Joop was onze poes. Een kater. Een rode kater. En helemaal zoals een rode kater hoort te zijn. Onverstoorbaar. De rieten wasmand in de badkamer was een van zijn favoriete plekjes. Niet erin, maar erop. Klapte je de klep open, dan bleef hij rustig zitten. En dat gunden we hem. Dus deden we de klep nooit zo ver open dat hij eraf zou glijden.

Soms lag hij midden op straat. De straat is rustig, maar toch rijdt er wel eens een auto. Joop keek dan niet op of om. Heel kalm kwam hij overeind, rekte zich eens uit en wandelde dan voetje voor voetje richting stoep. Het kwam ook voor dat we Joop twee dagen niet zagen.We maakten ons nooit zorgen.Vroeg of laat kwam hij wel weer aangesjokt. Hij kon zelf door het kattenluikje naar binnen. Maar liever ging hij voor de achterdeur zitten. Rustig wachtend. Zo was Joop ook. Waarom zou je je door een luikje wurmen als je ook de deur voor je open kunt laten doen.

Een paar weken geleden vonden we hem dood. In een slaapkamer, op een bed. Typisch Joop. Geen geklaag, geen heisa. Niet naar buiten om een rustig plekje te zoeken, zoals katten vaak doen. Blijven liggen waar je ligt. En gewoon doodgaan. We missen het donkere geluid van zijn gespin, dat vrijwel altijd klonk. In het zonnetje op de vensterbank, languit op het gazon of helemaal opgekruld op het vloerkleed. Joop was aangeboren zen. En Joop zocht ons op. Zodra hij zijn kans schoon zag, kwam bij je op schoot zitten. Of op de rugleuning van de bank. Precies achter je, de warmte van zijn vacht tegen je achterhoofd. Het slappe kussen van de leuning zakte dan door. Zodat Joop uiteindelijk meer in je nek lag dan op de leuning. Heel ongemakkelijk. Toch missen we dat ook.

Joop had een vriendinnetje. Een kleine poes. Zwart met een wit snuitje. Soms leek het of ze afgesproken hadden om op een bepaalde tijd samen te gaan chillen. Dan zaten ze voor het huis. Daar is ook alles mee gezegd trouwens. Ze zaten samen te zitten, verder niks. Dicht bij elkaar, dat wel. Het vriendinnetje weet niet dat Joop er niet meer is. Bijna elke dag komt ze hoopvol aanhuppelen. Ze blijft wat rondhangen bij ons huis. En dan gaat ze weer. Trager dan ze kwam. 

Koffie

Vandaag ga ik dan echt kennismaken met Yassir. Hij woont in een dorp, een dorp met veel strenggelovigen. Hoe strenggelovig Yassir zelf is, weet ik nog niet. Maar Gereformeerd zal hij niet zijn. Ik ken het dorp redelijk. Niet goed, want hoewel het dichtbij is, kom ik er bijna nooit. Ik heb er niets te zoeken. Het is een saai en sfeerloos dorp, met weinig voorzieningen. Ik begrijp niet dat ze hier vluchtelingen plaatsen. Hopelijk heeft Yassir een ov-kaart. Of een fiets. Anders zit hij aardig klem hier.

Of ik mijn schoenen uit wil doen, vraagt Yassir nadat hij de deur voor me opengezwaaid heeft. Natuurlijk wil ik dat. Eigenlijk wist ik ook wel dat moslims daar prijs op stellen. Waarom, weet ik niet. Zulke vragen kan ik in de toekomst aan Yassir stellen. Want ja, ik wil ook zelf iets leren natuurlijk. Over de Arabische cultuur. Nu doe ik gewoon mijn schoenen uit. Geen probleem. Er is vloerbedekking in huis.

Wel een probleem is dat er in allebei mijn sokken een gat zit. Ter hoogte van de grote teen. Dat komt door mijn harde teennagels. Ik neem me voor om nieuwe sokken te kopen. Veel nieuwe sokken. Die heb je nodig als je taalcoach bent van een moslim en harde nagels hebt.

Binnen ontmoet ik de vrouw van Yassir. Ze draagt een hoofddoek. Ik voel een dilemma. Mag ik mijn hand uitsteken als uitnodiging om de hare te schudden? Sommige moslimvrouwen willen dat niet, heb ik gelezen. Ik besluit geen risico te nemen tijdens mijn allereerste bezoek aan een moslimgezin. “Dag Zhara” breng ik uit, nadat Yassir zijn vrouw aan mij heeft voorgesteld. Ze knikt. En dan trekt ze zich snel terug in het keukentje.

Even later is ze terug met een rijk versierd zilverkleurig dienblad. Er staan kopjes op van met bloemmotieven bedrukt dun porselein, gevuld met koffie. Een schaaltje met minireepjes mars en snickers maakt het ensemble compleet. De koffie is heel bijzonder, vertelt Yassir. Het is echte Arabische koffie. Met kardemon. De beste kardemon, uit Aleppo, de stad waar Yassir en Zhara woonden.

Als ik een slokje koffie proef, probeer ik positiviteit of toch ten minste neutraliteit uit te stralen. Ik vind het namelijk helemaal niet lekker. Maar wie wil er nu de gevoelens van oorlogsvluchtelingen kwetsen. Ik niet! Gelukkig vraagt Yassir me bij mijn volgende bezoek of ik Arabische of Senseo- koffie wil. Zo gevoelig ligt het dus ook weer niet. Senseo graag!