Mijn trainingsbroek heeft ritsjes onderaan de pijpen. Het ritsje van de rechterpijp zit al een paar weken vast. Wat ik ook probeer, ik krijg er geen beweging in. Een vervelende situatie. De rits is namelijk in geopende toestand, het schuivertje zit onderaan vast. Met als gevolg dat mijn voet bij het aantrekken van de broek steevast in het door de tegelijkertijd openstaande en vastzittende rits gecreëerde gat terecht komt. Ik ben ook zo onhandig.
Na afloop van de fitness neem ik plaats op het houten bankje om mijn sportschoenen te verwisselen voor mijn gewone schoenen. Ik zit nog maar net als er een mevrouw naast me komt zitten. Ze wil ook van schoenen wisselen. Een grijze knot en een rond brilletje completeren haar vriendelijke oma-gezicht. Als er iemand is die handig is met ritsen moet zij het zijn.
Ik vraag haar enigszins bedeesd of ze mij wil helpen met het ritsprobleem. Ze kijkt op en schenkt me een meewarige maar ook lieve blik. Zonder iets te zeggen neemt ze de broek van me over, legt de pijp met de weerbarstige rits op haar linkerbeen, houdt hem met haar linkerpols op zijn plek en klemt het lipje van het schuivertje tussen duim en wijsvinger van haar rechterhand. Dan draait ze de onderkant van de pijp binnenstebuiten om vast te stellen dat er een stukje stof van de broek klem zit in de rits.
Ik kijk naar haar behendige hand. En ik zie de hand van mijn moeder. De binnenkant wat eeltig, de buitenkant gerimpeld en beaderd. Doorleefde handen. Ik sluit mijn ogen en voel de handpalm van mijn moeder op mijn hoofd. Warm, geruststellend, liefdevol. La main de ma mère. Haar duim tekent een kruisje op mijn voorhoofd. Zodat mij, in elk geval de komende nacht, niets kan gebeuren.
‘Alstublieft’, zegt de mevrouw, terwijl ze me mijn broek met een nu weer soepel lopende rits teruggeeft. Even twijfel ik of ik een kruisje zal vragen.